
Uitgecheckt: De Stilte na de Flits
Elke ochtend rijd ik over de A2. En elke ochtend is hij daar weer: Flitsmeister. Mijn digitale copiloot, mijn elektronische geweten. Hij waarschuwt me met de nauwgezetheid van een overbezorgde moeder.
“Let op: trajectcontrole over 4 kilometer.”
“Let op: trajectcontrole over 2 kilometer.”
“Let op: je rijdt in een trajectcontrole.”
Ik weet het. Echt. Al drie meldingen lang. Toch blijft hij het zeggen, onvermoeibaar. En dan, na de vijfde keer, gebeurt er iets wonderlijks. Flitsmeister vraagt: “Wil je deze waarschuwingen nog wel ontvangen?”
Die vraag raakt me. Niet alleen omdat ik een tikje overgevoelig ben voor alles wat doet alsof het een ziel heeft, maar vooral omdat er iets fundamenteels in zit wat we op de werkvloer zijn kwijtgeraakt.
Flitsmeister is niet boos. Niet beledigd. Niet passief-agressief. Hij blijft zijn ding doen, maar checkt gewoon even: Ben ik nog van waarde? Wil je dit nog van mij horen?
Het is een simpel momentje, maar het zegt veel. Want in veel teams, organisaties en bedrijven ontbreekt precies dat: de vraag of iemand nog gehoord wil worden — of misschien beter gezegd: of iemand zich nog gehoord voelt.
Wanneer mensen beginnen in een nieuwe baan, is de energie vaak hoog. Ze zien dingen die anders kunnen, brengen frisse ideeën mee, durven nog te zeggen: “Volgens mij kan dit beter.” Ze zijn als Flitsmeister in de eerste kilometers: waarschuwend, oplettend, betrokken.
Maar dan gebeurt het langzaam. Een suggestie wordt genegeerd. Een idee belandt in de parkeerplaats die in elke vergadering benoemd wordt maar in werkelijkheid een zwart gat is. Een zorg wordt weggewuifd met: “Ja, dat weten we, maar dat ligt gevoelig.” En zo dooft het licht langzaam uit.
De persoon wordt stiller. Eerst alleen in vergaderingen. Dan ook in informele gesprekken. Uiteindelijk zitten ze er wel — fysiek — maar geestelijk is er iets vertrokken. En net als je denkt: “Wat fijn dat diegene zo rustig en stabiel is”, ben je eigenlijk een werknemer kwijt.
Wat er ontbreekt, is niet motivatie. Het is ruimte. Het is respons. Het is wederkerigheid. Mensen geven niet op omdat ze het niet meer willen, ze geven op omdat ze het gevoel krijgen dat het toch niks uitmaakt. En dus stoppen ze met vragen stellen. Stoppen ze met meedenken. Stoppen ze met… bijdragen.
En het gevaarlijkste van allemaal: ze blijven.
Als iemand opzegt, heb je een gesprek. Dan hoor je nog even alles wat er misging, wat beter kon, waar de frustraties zaten. Dat is tenminste nog iets. Dan kun je iets leren. Maar als iemand stilletjes opgeeft en gewoon blijft zitten — jaar in, jaar uit — dan sijpelt het ongemerkt je organisatie binnen als stilstaand water: schijnbaar rustig, maar met een geur van stilstand.
Daarom is het beter als iemand blijft waarschuwen. Desnoods te vaak. Desnoods op het irritante af. Liever een collega die zegt: “Volgens mij is dit geen goed idee,” dan eentje die alleen nog knikt en afwacht. Liever discussie dan gelatenheid. Liever wrijving dan verzakking.
En ja, soms is dat lastig. De eeuwige criticus, de zeur, de drammer — het kost energie. Maar je weet tenminste: die persoon geeft nog om wat hier gebeurt. En net als Flitsmeister piept hij misschien op het verkeerde moment, of nét iets te vaak, maar hij doet het omdat hij jou wil behoeden voor een boete. Of erger: voor een botsing.
Wat we als organisaties moeten leren, is om niet alleen open te staan voor feedback, maar er ook actief naar te vragen. Niet een keer per jaar in een anonieme enquête, maar regelmatig, oprecht, persoonlijk. Net als Flitsmeister: “Hé, wil je dit nog? Heeft dit zin voor jou? Mag ik nog meedenken, of rijd je liever zonder waarschuwingen verder?”
En het eerlijke antwoord is soms: nee. Soms past iemand niet meer, is de rek eruit, is het beter om uit elkaar te gaan. En ook dat is oké. Dat is zelfs gezond. Want een team waar iedereen alleen nog maar blijft omdat het wel veilig voelt, maar niemand zich meer uitspreekt — dat is geen team. Dat is een parkeergarage.
Dus laten we allemaal een beetje meer Flitsmeister worden. Niet om mensen de hele dag te overladen met goedbedoelde piepjes en meldingen, maar om regelmatig te checken: “Ben ik nog van waarde voor jou? Zie je me nog? Hoor je me nog?” En als het antwoord nee is, dan hebben we tenminste een echt gesprek.
Dat is minder comfortabel dan stilte. Maar het is ook veel minder gevaarlijk.
Zeker op de A2.
Neem jij jouw communicatie serieus?
Wil jij graag meer bereiken met jouw communicatie dan ergernis bij een ander?
Kies dan jouw datum voor de training effectief communiceren!